Geen hermeneutische kunstgrepen

Dr. Bert Loonstra schreef een ingezonden in het Nederlands Dagblad van 11 juni 2024 over de wijze waarop je op grond van de bijbel kunt komen tot het aanvaarden van duurzame homoseksuele relaties in liefde en trouw, zonder dat je daarvoor ‘hermeneutische kunstgrepen’ hoeft toe te passen. Met zijn toestemming herplaats ik zijn visie op mijn weblog.

Aanleiding

In de Nederlandse Gereformeerde Kerken zou het gezag van de Schrift op de helling staan. Henk van den Belt beweert het (ND 23 mei), Paul Voorberg bestrijdt het (ND 29 mei) en Dick Westerkamp (ND 7 juni) neemt het op voor Van den Belt. Maar hoe zit het nu?

Van den Belt doet zijn uitlating met verwijzing naar besluitvorming over vrouw en ambt en over homoseksuele relaties. Voorberg benadrukt dat ten aanzien van vrouw en ambt de besluitvorming het gezag van de Bijbel vooropstelt. Westerkamp is dat met hem eens: op grond van Bijbelse exegese is de vrouw in een ambt goed te verdedigen. 

Maar ten aanzien van homoseksualiteit ligt dat volgens hem anders. Alle bijbelteksten wijzen gelijkgeslachtelijke seksuele relaties af. Daar is iedereen het over eens. Hoe kun je dan homorelaties in liefde en trouw aanvaarden, als je je aan de Schrift wilt onderwerpen? Dan moet je wel uitlegkundige kunstgrepen gaan toepassen. Aldus Westerkamp.

Geen is-gelijk teken

Helaas is dit de zoveelste keer dat de trouw aan de Schrift versimpeld wordt tot volgen wat er letterlijk staat. Er gaat echt van alles mis wanneer we cultureel bepaalde uitgangspunten die de context vormen niet meewegen. Zoals dit gegeven: homoseksualiteit als persoonlijkheidsprobleem was onbekend. Het verschijnsel stond in de Bijbel altijd in de context van heidendom en goddeloosheid, dus van het niet erkennen van God de Schepper. Als je dit gegeven niet meeneemt, ga je een is-gelijk tekens zetten tussen toen en nu, juist waar ze niet terecht zijn.

Bovendien houd je die is-gelijk tekens niet vol. Volgt iemand die homorelaties onder alle omstandigheden afwijst de evidente uitspraken van de Bijbel op? Nee. Een voorbeeld is de liefdevolle, geduldige en empathische wijze waarop het synoderapport van de Christelijke Gereformeerde Kerken uit 2013, dat homorelaties afwijst, met homo’s in hun moeizame strijd om wil gaan, ook als die aan zijn of haar neigingen heeft toegegeven. Die manier kom je in de Bijbel niet tegen. Overal waar de Bijbel homoseksualiteit afwijst doet hij dat met weerzin en toorn, zonder pardon, en zeker niet met begrip en meeleven.

Maar het is toch bijbels dat we vergevingsgezind met de boetvaardige zondaar omgaan? Ja, maar juist hier ligt mijn punt. Homoseksualiteit bestaat in de Bijbel niet als strijd van een individu met zijn of haar geaardheid, maar alleen als moedwillige ongehoorzaamheid tegen God. Als we dan toch over homoseksualiteit in onze context spreken, hebben we het over iets anders dan wat in de Bijbel staat.

Eerlijke exegese

Moet je een uitlegkundige kunstgreep uithalen om dan uit te komen bij het toestaan van duurzame homoseksuele relaties? We hebben al vastgesteld dat het over iets anders gaat dan wat de Bijbel op het oog heeft. Verder lezen we een overvloed aan nieuwtestamentische teksten waarin de ware bedoeling en vervulling van de wet in de gevende liefde wordt gelokaliseerd die het welzijn van de ander zoekt. Allemaal resultaten van eerlijke exegese, geen kunstgrepen. Het enige dat wij doen is ons hoeden voor misleidende versimpeling bij de uitleg van wat er staat.

Beperkte zeggingskracht van de bijbel?

Naar aanleiding van dit ingezonden werd mij op Twitter de vraag voorgelegd, ‘waarom de context van heidendom en goddeloosheid in de bijbel (zo Loonstra) vandaag minder veelzeggend wordt, wanneer in onze cultuur homoseksualiteit als een persoonlijkheidsprobleem wordt gezien?’ Binnen de beperkte marges van Twitter heb ik deze vraag op de volgende wijze beantwoord.

Verschillende vormen van homoseksualiteit

Ik zal een poging wagen, al vergt het wat meer nuance als op Twitter mogelijk is. Ik vind in ieder geval dat Loonstra niet beweert dat de context minder veelzeggend wordt, maar dat zijn visie is dat je niet zomaar een-op-een de norm van toen naar vandaag kunt overzetten.

Loonstra zegt m.i. dat homoseksualiteit in de bijbel besproken wordt onder het aspect van het niet-erkennen van God als Schepper. Maar daarom blijft de context van heidendom en goddeloosheid voor het verstaan van wat de bijbel over homoseksualiteit toen en nu zegt, nog wel belangrijk.

De vraag is, of je op grond van de bijbelse veroordeling van de homoseksualiteit toen ook vandaag een vorm van homoseksualiteit moet afwijzen, die men als zodanig niet in de bijbel kende, namelijk homoseksualiteit als persoonlijkheidsprobleem, (zoals Loonstra dat typeert). Waarbij ik overigens liever met De Bruijne deze vorm typeer als ‘de hedendaagse homoseksuele oriëntatie en identiteit´ (272).

Loonstra vindt dat je vanwege dit verschil niet op grond van de gemeenschappelijke term ‘homoseksualiteit’ een is-gelijk teken kunt zetten tussen homoseksualiteit toen en homoseksualiteit nu. En dus ook niet de veroordeling van de homoseksualiteit in de bijbel een-op-een van toepassing verklaren voor homoseksualiteit nu.

Bijbelse normativiteit blijft

Immers, in de verwoording van De Bruijne: ‘de hedendaagse homoseksuele oriëntatie en identiteit behoorden nog niet tot het verstaanskader van de auteurs en de eerste lezers en hoorders van die bijbelpassages.’ (272).

Daarmee is niet gezegd dat de inhoud van die teksten niet normatief is voor vandaag. Wel moet je de vraag beantwoorden op welke wijze die teksten over een fenomeen toen van betekenis zijn voor een fenomeen vandaag dat de bijbel toen niet kende, maar daar wel gelijkenis mee heeft. Wat zijn de verschillen en wat zijn de overeenkomsten van die verschillende fenomenen, en wat betekent in dat licht bezien de beoordeling van het fenomeen toen voor onze beoordeling van de homoseksualiteit vandaag?

Loonstra zegt, dat dit meer bezinning vraagt dan het een-op-een van toepassing verklaren van de bijbelse veroordeling omdat ‘het zo (letterlijk) in de bijbel staat’. Want ‘de homoseksualiteit in onze context is iets anders dan wat in de Bijbel staat.’

Samenvattend is mijn antwoord op de gestelde vraag naar de betekenis van de context van homoseksualiteit toen voor vandaag: Omdat de fenomenen verschillend zijn, ‘is de manier waarop Gods openbaring vandaag in dergelijke passages de weg wijst, indirecter [d.w.z. in termen van de vraag: minder veelzeggend als gedacht] en sluit die ook onze bezinning in.’ (Ad de Bruijne, Verbonden voor het leven, KokBoekencentrum, 2022, 269).

Een gedachte over “Geen hermeneutische kunstgrepen

  1. Bezinning op “het fenomeen” toen en nu, waarbij opening wordt gegeven aan herwaardering van de ‘zaak’, biedt per definitie ruimte voor wat men vervolgens ten persoonlijke principale gaat volgen in de herwaarderingslijn. Het lijkt dan toch weer verdacht veel op nieuwe hermeneutiek. Uiteindelijk wordt de menselijke (nieuwe) norm ingevoegd in de wil van God. Hier wordt m.i. opnieuw helder waarom de (voorheen) schriftgetrouwe kerken leeglopen. Het herbeoordelen van fenomenen is een voortkruipend proces, toepasbaar op veel meer! Ik vind al dit gedraai richting voor óns aanvaardbare schriftinterpretatie luguber.

Plaats een reactie