Het Besluit

De onderbouwing van het m/v besluit van de synode van de GKv is verschenen. Uiteraard gaat de aandacht uit naar de vraag hoe de synode kan verantwoorden dat de vrouw nu wel in het ambt mag dienen, terwijl eeuwenlang de norm en de praktijk op grond van een door de bijbel gevoede en onderbouwde overtuiging anders is geweest.

Vanuit deze vraagstelling bied ik een samenvatting van èn enkele overwegingen bij dit in de GKv kerken gevoelig liggend besluit. Daarbij zal ik ook af en toe verwijzen naar de beantwoording van deputaten op vragen vanuit de synode over hun rapport ‘Samen dienen’. Een verslag daarvan verscheen tegelijk met de brief van het synodebestuur, waarin het m/v besluit naar de kerken gezonden is.[1]

 

  1. Uitgangspositie

Voor een goed verstaan van het besluit moet je helder hebben dat de vraagstelling in de bezinning èn het uitgangspunt voor het advies van het deputaatschap ‘M/v en ambt’ was: hoe kunnen wij in de christelijke kerk vandaag de gaven van de vrouwen op een bijbels verantwoorde wijze inzetten? Hoe is die inzet mogelijk, gezien wat de bijbel daarover zegt, gezien onze visie op het ambt en gezien de praktijk in binnenlandse en buitenlandse zusterkerken? Dat was de vraag, waar nu na zo’n 12 jaar onderzoek en bezinning op vijf verschillende synoden een besluit over genomen diende te worden.

Deze vraag werd des te meer urgent omdat in de loop van de tijd vrouwen steeds meer de ruimte kregen om taken te vervullen die in het verleden alleen door mannen in de kerk werden gedaan. Door de synode is dat benoemd als het spanningsveld tussen de ambtsleer (waarin vrouwen officieel geen gezaghebbende taken in de kerk mogen vervullen) en een toenemende praktijk waarin steeds meer vrouwen taken binnen het pastoraat, het leidinggeven en het onderwijs aan de gemeente vervullen.

De vragen waarover de synode een besluit moet nemen kun je zo formuleren:

(a) mogen vrouwen deze taken in de kerk vervullen?
(b) zo nee, hoe kunnen wij dan aan een bestaande praktijk een halt toeroepen?
(c)  zo ja, onder welke voorwaarden is dat mogelijk?

Over vraag (a) spreekt de synode uit, dat het een goede zaak is dat ook vrouwen hun gaven inzetten in het onderwijs, het pastoraat en het diaconaat in de niet-ambtelijke diensten binnen de gemeente. Wanneer vrouwen daarvoor een roeping voelen en de gaven daarvoor bezitten, mogen ze ook daartoe verkozen en daarin bevestigd worden.

Vandaar dat de synode eerst besluit om de kerken ertoe op te wekken op genoemde gebieden dankbaar gebruik te maken van de gaven die de Heer zowel aan mannen als vrouwen gegeven heeft en zorgvuldige regelingen te treffen om hen in deze niet-ambtelijke diensten aan te stellen, (Besluit 2).

 

  1. Zwijgteksten

De volgende vraag is wat dit besluit betekent voor de bestaande praktijk. Een halt toeroepen aan de inzet van vrouwen in de kerk (vraag b) is dus niet nodig, maar deze inzet kerkordelijk inbedden is wenselijk. Dan komt vraag (c) naar de verhouding tussen de inzet van de gaven van de vrouw en het ambt aan de orde.

Over die vraag spreekt de synode uit dat er ‘Schriftuurlijke gronden zijn om volop ruimte te bieden voor de inzet van gaven van vrouwen in taakvelden zoals verkondiging, onderwijs, pastoraat en diaconaat’, (Besluit 3).

Een belangrijke grond voor dit besluit is, dat er in de bijbel een ontwikkeling te zien is naar een steeds grotere inzet van vrouwen in Gods koninkrijk.

Onder het oude verbond vervulden voornamelijk mannen alle reguliere kerkelijke ambten van profeet, priester en koning, met hier en daar een uitzondering dat ook vrouwen die taak toebedeeld kregen. Tegelijk is er onder het oude verbond wel een verlangen kenbaar, dat heel het volk (mannen en vrouwen) daadwerkelijk een koninkrijk van priesters en profeten zou zijn. Dit verlangen is in het nieuwe verbond vervuld, doordat met de komst van de Geest heel het volk deel krijgt aan de roeping en zalving van Christus als profeet, priester en koning. Onder het nieuwe verbond is er een gelijkheid gekomen, waarin wat dit betreft geen onderscheid meer is tussen mannelijk en vrouwelijk, (Grond 3, Besluit 3).

Deputaten gaven in hun beantwoording al aan, dat ze geen enkele behoefte hebben om het westers gelijkheidsideaal in de bijbel in te lezen. Maar wel zien ze duidelijk, dat ‘de genade van Jezus’ optreden en evangelie een mannenwereld openbreekt en ruimte geeft voor de dienst van vrouwen’.

De vraag is natuurlijk of deze gelijkheid van mannen en vrouwen in de kerk nu ook geldt voor de inzet in alle taken, die er in de kerk te vervullen zijn. Er zijn toch taken, waarin de bijbel expliciet een voorbehoud maakt ten nadele van vrouwen en ten gunste van mannen? Onder het nieuwe verbond zijn er toch nog de zogenaamde ‘zwijgteksten’, waarin vrouwen opgeroepen worden om in de gemeente te zwijgen? Traditioneel zijn deze teksten altijd aangehaald om vrouwen niet tot het ambt te roepen.

Ten aanzien van deze ‘zwijgteksten’ heeft de synode de visie van deputaten overgenomen, dat een uitleg van deze teksten, waarin deze teksten normatief voor alle eeuwen wordt beschouwd, niet meer hard te maken is. In de woorden van het deputaatschap:

Aan de zwijgteksten wordt een veel te grote lading toegekend. Die teksten staan niet op zichzelf maar zijn gegeven in het geheel van 1 Korintiërs en 1 Timoteüs. In dat geheel moet je ze uitleggen en daarbij moet je betrekken hoe Paulus zich opstelde tegenover mannen en vrouwen, en vrouwen inschakelde in de dienst van het evangelie. De stellige wijze waarop de zwijgteksten in het verleden zijn uitgelegd, zijn een weerspiegeling van de cultuur van het verleden.

Door de synode is dat in het besluit zo geformuleerd, dat deze teksten ‘in zichzelf geen onbetwistbare grond kunnen zijn om in onze tijd en omstandigheden vrouwen categorisch uit te sluiten van het leer- en regeerambt, omdat de exegese van deze teksten daarvoor te zeer omstreden is’, (Grond 5, Besluit 3).

Daarmee is door de synode een belangrijk principieel argument tegen de vrouw in het ambt, dat eeuwenlang gelding heeft gehad, vervallen verklaard. In het gesprek over dit besluit zal het dan vooral moeten gaan over de meer fundamentele vraag, wanneer je bepaalde voorschriften in de bijbel contextueel dan wel als algemeen geldig mag en moet verklaren. Een beroep op de zgn. zwijgteksten is namelijk niet voldoende om het besluit van de synode onschriftuurlijk te noemen.

 

  1. Het ambt

Nu moet nog wel de vraag beantwoord worden onder welke voorwaarden vrouwen dan ambtelijke taken mogen vervullen? De opties daarin zijn als volgt te omschrijven:

  1. alleen onder de (eind)verantwoordelijkheid van de mannen
  2. in gemeenschappelijke verantwoordelijkheid met de mannen

De synode heeft optie 1 wel overwogen. Bijvoorbeeld door het ambt van diaken voor vrouwen open te stellen en dat diakenambt dan breder op te vatten dan in onze huidige praktijk gebruikelijk is. Dit alles dan onder de verantwoordelijkheid van de ouderlingen, die dan (als mannen) de eindverantwoordelijkheid zouden dragen in de gemeente. Uiteindelijk heeft de synode optie 1 afgewezen, omdat zij tot de conclusie gekomen is dat mannen en vrouwen in gezamenlijke verantwoordelijkheid het ambt kunnen dragen, (optie 2).

Deze laatste conclusie is voorzover ik zie impliciet gebleven, omdat de vorige synode er voor gekozen heeft niet van deputaten te vragen de hele ambtsleer opnieuw te doordenken, maar hen slechts de opdracht te geven om over de ambtsleer na te denken ‘vanuit de vraag naar de participatie van gelovige zusters’.

In het m/v besluit worden geen uitspraken over het ambt an sich gedaan. Slechts wordt beargumenteerd dat vrouwen in de bijbel taken en functies mogen vervullen, die wij vandaag als ambtelijk zouden typeren, d.w.z. als behorend bij de verschillende ambten van diaken, ouderling en predikant. Zo wordt eerst in het algemeen het besluit genomen dat het Nieuwe Testament alle aanleiding geeft ‘om mannen en vrouwen gelijkwaardig te laten functioneren in al de profetische, priesterlijke en koninklijke taken in de kerk’ (Grond 5, Besluit 3), en vervolgens de specifieke besluiten om de verschillende ambten van diaken, ouderling en predikant voor vrouwen open te stellen, (resp. Besluit 4, 5 en 6).

Ook al hebben deputaten vanuit een specifieke vraagstelling over m/v en het ambt nagedacht, zij ontkwamen er niet aan om op basis van hun lezing van de bijbel wel bepaalde conclusies te trekken over wat het ambt is, hoe het ambt werkt en wat de relatie is tussen het bijzondere ambt en het algemene ambt van alle gelovigen. Deze conclusies en inzichten zijn als het ware voorondersteld in de door de synode genomen besluiten. Zonder hierin volledig te zijn denk ik dat de volgende inzichten beslissend zijn geweest voor de synode om de vrijmoedigheid te hebben het ambt ook voor vrouwen open te stellen.

Allereerst overwegen deputaten dat het onderscheid tussen het bijzondere ambt en het algemene ambt van de gelovigen vooral hierin ligt dat het bijzondere ambt ‘een geregelde en voortdurende dienst is die speciaal gericht op het functioneren in de gemeente op basis van de door Christus verleende volmacht tot dit dienstbetoon.‘ Tegelijk merken zij wel op, dat het onderscheid tussen het bijzondere ambt en andere taken in de kerk in de bijbel niet zo scherp onderscheiden is als wij het kerkordelijk geregeld hebben. Terwijl het ook niet mogelijk lijkt om de grens tussen algemeen en bijzonder ambt in taken in de praktijk zo strak te trekken.

Ten tweede benadrukken deputaten dat het bijzondere ambt aan de gemeente als geheel gegeven en dat dit ambt niet gebonden is aan de individuele persoon die het ambt draagt. Ten derde geldt dat het in dit ambt gaat om een gedeelde verantwoordelijkheid, waarin ieder van de verschillende ambtsdragers (m/v) participeert, waarbij het niet zo is dat de ene ambtsdrager over de andere ambtsdrager mag heersen. Ten vierde is hier nauw mee verbonden dat alle bijzondere ambten (diaken, ouderling, predikant) gelijkwaardig zijn en dat deze gelijkwaardigheid en collectiviteit van de ambtelijke dienst ook het overheersen door enkelen voorkomt. Tenslotte spreken ze uit dat het gezag van het bijzondere ambt niet aan de persoon (m/v) gebonden is, maar zich daarin bewijst dat in het concrete handelen van de ambtsdrager Gods Woord doorklinkt.

Op basis van deze overwegingen kunnen deputaten verdedigen dat er geen belemmeringen zijn om vrouwen te laten participeren in de ambtelijke diensten. Wanneer vrouwen in het ambt dienen, oefenen zij niet per definitie ‘gezag over een man’ uit, want het gezag van het ambt is niet individueel bepaald, maar dat is een collectief gezag dat in gemeenschappelijke verantwoordelijkheid gedragen wordt.

 

  1. De vrouw en de ambten

Sinds de reformatietijd kennen wij in de protestantse kerken drie ambten: diaken, ouderling en predikant. In de besluiten van de synode is aan elk ambt een apart besluit gewijd. Daarbij is wel het besef, dat deze ambtsstructuur specifiek in de Reformatietijd ontstaan is en dat er ten aanzien van de bijbelse gronden geen een-op-een relatie met taken en functies in de bijbel zijn.

(a)   het diakenambt

Het boeiende is dat in de GKv al langzamerhand een consensus gegroeid was, dat vrouwen ook diaken zouden kunnen worden. Omdat de diakenen ook bij besluiten van de kerkenraad betrokken waren, leek dat niet te kunnen. Ze zouden dan ook leidinggevende taken vervullen, die onder het leer- en regeerambt vallen. In de nieuwe Kerkorde, die tijdens de vorige synode aangenomen is, werd dat bezwaar al geslecht door de diaconie naast de kerkenraad een aparte positie in het kerkelijk leven te geven. Daarom kon een besluit over het diakenambt bijna unaniem genomen worden.

Ten aanzien van de vraag of vrouwen ook mogen dienen in het ambt van diaken heeft de synode besloten, dat daar Schriftuurlijke gronden voor zijn. In het Nieuwe Testament deelden vrouwen in de apostolische tijd al in de dienst van de diakenen en werden ze ook diaken genoemd. Ook in de loop van de kerkgeschiedenis komt het ambt van diacones voor, (gronden voor Besluit 4).

(b)  het ouderlingambt

Als het om het ouderlingambt gaat, heeft de synode besloten dat ‘er Schriftuurlijke gronden zijn om naast mannen ook vrouwen te roepen tot de dienst in het opzicht, het pastoraat en het onderwijs en daardoor tot het ambt van ouderling’, (Besluit 5).

Gronden daarvoor zijn o.a. dat in het Oude Testament ook vrouwen samenwerken in bestuur en rechtspraak en dat in het Nieuwe Testament ook vrouwen worden opgeroepen om zielszorg te verlenen, (Tit. 2, 3-5). Verder dat in Romeinen 16 vrouwen als apostel worden aangeduid, andere als medewerkers, en dat daar ook de indruk wordt gewekt, dat ‘man en vrouw in een gelijkwaardige positie samen leiding gaven in Christus gemeente’, (gronden voor Besluit 5).

(c)  het ambt van predikant

Als het om het ambt van predikant gaat, heeft de synode uitgesproken dat ‘er Schriftuurlijke gronden zijn om naast mannen ook vrouwen te roepen tot de dienst van verkondiging en onderwijs en daarmee tot het ambt van predikant’, (Besluit 6b).

Een belangrijke grond voor dit besluit is dat in zowel het Oude als het Nieuwe Testament  vrouwen mogen profeteren en als profetessen aangeduid worden. In het Nieuwe Testament is profeteren dat iemand opbouwende, troostende en bemoedigende woorden tot mensen spreekt. Dit profeteren is in de gereformeerde traditie opgevat als de uitleg van de Heilige Schrift en het in de prediking door de Geest geleid toepassen van de Schrift op het heden. Expliciet noemt het besluit nog dat 1 Kor. 14, 34 geen argument tegen het spreken van vrouwen in de gemeente is, omdat dit voorschrift, – hoe dit verder ook uitgelegd moet worden -, in ieder geval niet opgevat kan worden als een absoluut verbod tot (s)preken in de eredienst, (gronden voor Besluit 6).

 

  1. Implementatie

Wat betreft de implementatie van dit besluit heeft de synode allereerst uitgesproken ‘ruimte te geven aan de plaatselijke kerken om zelf te bepalen of, en zo ja, op welke wijze en wanneer ze in de lijn van deze besluiten wil handelen’, (Besluit 7). Belangrijke gronden daarvoor zijn dat iedere kerk een eigen bezinningsproces doorloopt en op basis daarvan mag bezien hoe de aan haar gemeenteleden gegeven gaven kunnen worden in gezet om de gemeente verder te brengen op weg naar Gods koninkrijk, (gronden voor Besluit 7).

Dit besluit ligt in lijn met de visie van de deputaten, die aan de ene kant constateerden dat in de kerken zich een praktijk ontwikkelde naar ruimte voor vrouwen in het ambt, maar dat men daar onvoldoende vanuit overtuiging in staat was over na te denken. Het gesprek daarover was spannend en de verschillen van inzicht zijn per gemeente groot. Dat betekende dat de urgentie groot was om een heldere inkadering voor de rol van vrouwen in de kerk te bieden en die niet zonder meer aan de plaatselijke gemeenten over te laten, maar dat het even noodzakelijk was dat elke gemeente zijn eigen tempo daarin zou kunnen ontwikkelen.

Vervolgens roept de synode de kerken op om zich nader te bezinnen op de vraag ‘hoe recht kan worden gedaan aan de verschillen tussen man en vrouw in de vervulling van de taken en ambten in de gemeente’, (Besluit 8). De grond voor dit besluit is dat de bijbel zowel over de gelijkwaardigheid van als over het onderscheid tussen man en vrouw spreekt en dat ze beiden daarin een eigen plaats hebben tegenover God, in het huwelijk en in de gemeenten. Juist in onze sterk op gelijkheid gerichte cultuur verdient dit aspect speciale aandacht. Daarnaast waarschuwt de bijbel er herhaaldelijk voor, dat man en vrouw niet in elkaars plaats treden of elkaar overheersen, (gronden voor Besluit 8).

Ik vind dit een opvallend besluit, omdat aan de ene kant duidelijk is dat mannen en vrouwen functies per definitie op eigen wijze vervullen, terwijl ook deputaten in hun rapport al aangaven dat zij zich ‘geen heldere voorstelling [kunnen] maken van het vrouw-eigene en verwachten dat dat onderscheid ook in het praktisch functioneren niet zichtbaar zal zijn’, (Samen dienen, p. 66, waar zij de optie bespreken dat de vrouw een eigen ambt zou krijgen).

Dit besluit is voor zover ik inschat toegevoegd om daarin nog eens extra aandacht te vragen voor wat de synode in Grond 6 van Besluit 3 (namelijk dat vrouwen met hun gaven in alle taakvelden mogen dienen) uitgesproken heeft: ‘Binnen deze diensten zal naast gelijkwaardigheid ook verscheidenheid tot uitdrukking komen en behoren mannen en vrouwen elkaar over en weer te aanvaarden op de plaats en in de wijze van functioneren, die met hun onderscheiden talenten gegeven is.

Tenslotte heeft de synode het besluit genomen om deputaten ‘M/v in de kerk’ te benoemen om de genomen besluiten toe te lichten in de plaatselijke kerken en classes en de kerken te begeleiden en advies te geven als er zich knelpunten met betrekking tot de genomen besluiten optreden, (Besluit 10).

 

  1. Slotopmerkingen

In het gesprek over het besluit zullen twee vragen de aandacht vragen. Allereerst: heeft de synode het openstellen van de ambten voor vrouwen voldoende bijbels onderbouwd? Ten tweede: had de synode, ook al kan ze het besluit goed onderbouwen, niet tot de volgende synode kunnen wachten om tot invoering van het besluit over te gaan?

Wat de eerste vraag betreft: het is duidelijk dat deputaten en ook de synode zowel de voor- als tegenargumenten uitgebreid besproken en gewogen hebben en dat ze in de concrete uitleg keuzes gemaakt hebben. Het grote verschil van inzicht betreft de taxatie van de betekenis van de zgn. zwijgteksten in het grotere geheel van de Schrift. Daar zal het gesprek zich ongetwijfeld op toespitsen. Daarnaast zal een belangrijk punt van gesprek worden in hoeverre de impliciete visie op de relatie tussen het bijzondere ambt en het ambt van alle gelovigen door iedereen gedeeld zal kunnen worden.

Wat de tweede vraag betreft: enkele kerken en het deputaatschap BBK hebben gevraagd om nu alleen een principebesluit te nemen en uit te spreken dat het verantwoord is om de ambten voor zusters open te stellen en pas op de volgende synode tot de daadwerkelijke openstelling van het ambt te besluiten. Ik denk dat een verschil van inzicht vooral te maken heeft met een inschatting van de urgentie om over de participatie van vrouwen in de kerk nu al een besluit te nemen.

 

 

 

 

 

[1] http://www.gkv.nl/moderamen-stuurt-kerken-brief-toelichting-op-besluiten-mv-en-ambt/

 

6 gedachten over “Het Besluit

  1. Wonderlijk dat het nogal wat eeuwen heeft moeten duren om weer tot oude inzichten te komen.
    Je vraagt je waar al die mannen de afgelopen eeuwen zo bang voor waren. 🙂
    Wie weet blijken mensen straks de voorkeur te geven aan een vrouwelijke ouderling owee.

    (Binnen deze diensten zal naast gelijkwaardigheid ook verscheidenheid tot uitdrukking komen en behoren mannen en vrouwen elkaar over en weer te aanvaarden op de plaats en in de wijze van functioneren, die met hun onderscheiden talenten gegeven is.)

    Elkaar over en weer aanvaarden; wat een gedachte. In 2017. Hoe vooruitstrevend. Gelukkig is het uit en te na onderbouwd met de bewijzen dat men dat blijkbaar in de oude tijd al wel kon.

  2. Dank voor de heldere uiteenzetting, Fokke! Als iets me nu wel duidelijk is geworden is het dat de aanleiding van deze besluiten dus wel degelijk ligt in de puur menselijke behoefte (emancipatie?) en de in de kerken ontstane praktijk (waarvan het maar de vraag is of je dat oké moet vinden, lijkt me…). En bij het nemen van dit besluit worden sommige bijbelteksten belangrijk gemaakt en andere afgedaan als cultuur- en tijdgebonden en contextueel. Dat roept bij mij vragen op. En niets menselijks is ons vreemd: als je iets héél graag wilt, kun je daar met de Bijbel in de hand prima bij uitkomen… Maar de vraag moet zijn: hoe wil onze Vader in de hemel dat we het doen? Alleen dát is van belang, ook al staat het eventueel haaks op wat wíj graag zouden willen en is het een dwaasheid voor de wereld om ons heen…

    • Dag Jorrit,
      Denk dat het een beetje kort door de bocht is dat de aanleiding in puur menselijke behoefte is. Wel vanwege de in de kerk ontstane praktijk, die men juist wilde evalueren. Bijbelgebruik impliceert wegen van teksten. Laat daar dan het gesprek over gaan om zo te zoeken naar Gods wil voor vandaag, zonder de ander gemakkelijk in de een of de andere hoek te plaatsen. Hgr, Fokke

  3. Heldere uitleg! Ik bid dat God zijn zegen wil blijven geven rondom dit thema en dat wij als christenen elkaar de ruimte geven.
    Ik heb me al een tijd afgevraagd waarom Onze Heer Jezus Maria uitkoos om het goede nieuws van Zijn opstanding als eerste te brengen, als dat per definitie een taak van de mannen was, waarom dan niet Petrus of een van de andere leerlingen? Een zustergroet, Marjoleine

Plaats een reactie