Pinksteren als verbondsvernieuwing

In de beschrijving van het Pinksterfeest in Handelingen 2 kun je twee lijnen onderscheiden. Allereerst dat Lucas de uitstorting van de Geest in verband brengt met de missie van de discipelen, die Jezus hen in Handelingen 1 na zijn opstanding gegeven heeft. Zij zullen door de Geest de kracht ontvangen om in Jeruzalem, in Samaria en tot aan de einden van de aarde te getuigen van de gekruisigde Jezus. Dat hij de door het Joodse volk verwachte Messias is, die na zijn opwekking uit de dood in de hemel opgenomen is en nu als Heer aan de rechterhand van God zit. Pinksteren is een nieuw begin in Gods plannen voor onze wereld.

De tweede lijn is dat Lucas de gebeurtenissen op het Pinksterfeest ook omschrijft als een vernieuwing van het verbond. De uitstorting van de Geest vindt plaats op de Pinksterdag, de 50e dag na Pesach, dat in het Hebreeuws Sjavoeot oftewel het ‘Wekenfeest’ wordt genoemd. Als oogstfeest werd Sjavoeot ook verbonden met het ontvangen van het verbond op de Sinaï en de gave van de Thora. Deze verbondssluiting begint wanneer de HEER zelf op de derde dag ‘voor de ogen van heel het volk in vuur, stormwind en donder neerdaalt op de Sinaï,’ (Ex. 19:11, 18). De belofte die God daarbij geeft, is dat wanneer het volk zijn onderwijs ter harte zal nemen en het verbond zal houden, zij een kostbaar bezit voor hem zullen zijn, een heilig volk en een koninkrijk van priesters.  

Laatste der dagen

Pinksteren is daarmee een nieuwe fase in de heilsgeschiedenis. Deze fase loopt van Jezus’ opstanding uit de dood en zijn hemelvaart tot aan zijn wederkomst. Het begin van deze laatste fase verbindt Petrus met de profetie van Joel, dat de Geest op heel het volk zal worden uitgestort.

In Joël 3 is de uitstorting van de Geest het symbool van de zegen, die God zijn volk schenkt in reactie op hun ‘ommekeer’ naar God, toen hij het leven van zijn volk stil had gelegd door een sprinkhanenplaag te zenden. Joël profeteert dat er voor iedereen die de naam van de HEER aanroept redding van Gods oordeel zal zijn in Jeruzalem, op de berg Sion. Wie bij Hem schuilt door een beroep te doen op zijn naam, zal gered worden.

In zijn toespraak gebruikt Petrus deze verwijzing naar Joël om zijn hoorders op te roepen zich te bekeren: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de Heilige Geest u geschonken worden,’ (Hand. 2:38).

Reiniging en vernieuwing

In de doop vindt de reiniging van de zonden plaats, waarna God zich in zijn Geest met de gelovige verbindt om het leven van de gelovige te vernieuwen. Dit is de vervulling van de profetie in Ezechiël 36, waar God belooft dat hij zijn volk vanuit de verstrooiing in de hele wereld uit ballingschap terug zal laten keren, hen reinigen zal door zuiver water over hen heen te gieten en hen vervolgens in het schenken van zijn Geest een nieuw hart en een nieuwe geest zal geven. Dat alles met als doel dat het volk weer volgens Gods wetten zal leven en zijn regels in acht zal nemen. De profetie loopt opnieuw uit op de belofte: ‘Jullie zullen mijn volk zijn en ik zal jullie God zijn,’ (Ez. 36:28).

Wanneer de toehoorders van Petrus zich op de Pinksterdag bekeren en zich laten dopen wordt die bekering zichtbaar in een nieuwe levensstijl, die Lucas beschrijft als alles gemeenschappelijk hebben: ‘Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed,’ (Hand. 2:42).

Oud en nieuw verbond

Handelingen 2 wordt wel getypeerd als het geboorteuur van de nieuwtestamentische kerk. Daarbij mag echter niet vergeten worden, dat de christelijke kerk ontstaat doordat God in de uitstorting van de Geest het aloude verbond met zijn volk vernieuwt en verbreedt. Het opvallende van Pinksteren als verbondsvernieuwing is dat in de oproep van Petrus tot bekering ook de niet-Joodse volken in het vizier komen. Want de belofte geldt ‘voor u, voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen,’ (Hand. 2:39).

Hier verbindt Lucas de twee lijnen van het Pinksterfeest. Het is niet alleen het volk Israël, gesymboliseerd door de 120 mannen en vrouwen die daar in de bovenzaal samen zijn, en het zijn ook niet alleen de Joodse inwoners die vanuit de verstrooiing weer in Jeruzalem wonen, die de Geest ontvangen. Maar in de missie van de apostelen zullen ook de niet-Joodse volken opgeroepen worden om zich tot de God van hemel en aarde te bekeren en zo door zich te voegen bij Christus’ kerk op aarde deel te worden van Gods volk.

Vanuit en op basis van het oude verbond met Abraham heeft Jezus als voortzetting daarvan een nieuw verbond gesticht. Nu mag heel de wereld de uitnodiging ontvangen zich onder aanroeping van de naam van Jezus Christus te laten dopen om zo de Geest te ontvangen, opdat de hele aarde een koninkrijk van priesters zal zijn. Zoals Paulus aan de Korintiërs schrijft: “Wijzelf zijn de tempel van de levende God, zoals God heeft gezegd: ‘Ik zal bij hen wonen en in hun midden verkeren, ik zal hun God zijn en zij mijn volk’”, (2 Kor. 7:16).