Geen eigenmachtige uitleg!?

1.

Aan het eind van de Bergrede spreekt Jezus de woorden: ‘Oordeel niet, opdat er niet over jullie geoordeeld wordt.’ Dit betekent niet, dat je nooit een oordeel mag uitspreken. Jezus waarschuwt echter dat je daar dan wel de juiste maatstaf voor moet hanteren. Met het oog op de Farizeeën en hun Schriftgeleerden voegt hij eraan toe: ‘Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt.’ Zij zien iets als een splinter in het leven en spreken van Jezus en zijn leerlingen, maar hebben niet door dat de balk in hun eigen oog in de weg zit om scherp te kunnen onderscheiden.[1]

2.

Ik ben bij een van die avonden geweest waarop de Kerngroep Bezinning GKv het gesprek zocht over het besluit in de GKv om vrouwen in het ambt toe te laten en daarbij waarschuwde tegen de eenwording van de GKv met de NGK. Kort samengevat was de boodschap dat in de nieuwe Kerkorde de dwaalleer van de vrouwelijke ambtsdrager geformaliseerd wordt. Daarom klonk  – in mijn eigen woorden weergegeven – de oproep: ‘Alle hens aan dek, want doordat er in de kerkorde geen dam meer is tegen de Schriftkritiek[2] staat het gereformeerd karakter van de nieuwe NGK op het spel. Besef dus goed waar je instapt, als je met de eenwording van GKv en NGK meegaat!’

3.

In de GKv is volgens de Kerngroep een nieuwe manier van Bijbellezen geijkt, waardoor de Schrift niet meer de bron en norm voor ons nadenken en leven met God is. De Schrift kan niet meer als gezaghebbende norm (sola scriptura) functioneren, omdat de uitleg van de Schrift zich niet meer zou baseren op heel Gods Woord (tota scriptura).[3]

De kritiek van de Kerngroep richt zich vooral op het MVEA-besluit van de GS Goes 2020. In het eerste hoofdstuk van Het Woord in geding analyseert Henk Room de onderbouwing van dit besluit onder de titel ‘Geen eigenmachtige uitleg!’[4] Zijn conclusie is dat ‘de deur naar Schriftkritiek open is komen te staan.’

Het rapport Elkaar van harte dienen (EVHD) zou in zijn uitleg slechts uitgaan van één sleutelbegrip, namelijk ‘gelijkheid van man en vrouw’ als invalshoek bij de uitleg van de vier MVEA-sleutelteksten, te weten Genesis 1-3, 1 Timoteüs 2:8-15, 1 Korintiërs 11:3-16 en Galaten 3:28. Daarbij zou men ook bij de exegese van Genesis 1-3 geen rekening willen houden met de visie van Paulus op de scheppingsorde. Het gevolg daarvan is, dat men bij de Bijbeluitleg geen rekening houdt met het verschil in positie tussen man en vrouw, die blijkt uit de onderschikking van de vrouw aan de man: ‘EVHD schakelt gelijk wat wezenlijk verschillend is en stelt gelijk wat niet gelijkgesteld kan worden.’ Hierin lijken ‘eigen denkkaders, de morele en intuïtieve antennes van de auteurs bepalend.’ De Bijbel wordt uitgelegd vanuit ‘het levensgevoel van onze Westerse cultuur, waarin de alles gelijkschakelende gelijkheid de dominante waarde is.’

De conclusie van Room is dat in EVHD sprake is van een ‘contextueel waarheidsbegrip’, waarin ‘de waarheid van Gods Woord mede afhankelijk gemaakt wordt van hoe wij vandaag de context van een Bijbelgedeelte construeren of van onze situatie vandaag.’ Daartegenover stelt hij dat ‘de waarheid van Gods Woord [niet relationeel en] evenmin contextueel van aard’ is.

4.

Duidelijk is dat in Het Woord in geding de gedachte dat ‘God aan man en vrouw verschillen in rol en verantwoordelijkheid gegeven heeft’, vooronderstelling en uitgangspunt is. Deze visie wordt verdedigd met de gedachte, dat de GS Goes 2020 ten onrechte niet meer spreekt van twee lijnen in de Schrift als het gaat om de positie van de vrouw: gelijkwaardigheid, maar ook verschil in verantwoordelijkheid tussen mannen en vrouwen.

De claim van Room is, dat als je deze twee lijnen niet erkent, ‘je geen recht doet aan wat de Bijbel over zichzelf getuigt en je de Schrift niet voor zichzelf laat spreken.’ Hij noemt het ‘een vooronderstelling’ dat de synode daar niet van uitgaat. Want als je de hele Schrift in rekening brengt bij de uitleg van Gen. 1-3, dan zie je dat Paulus op meerdere plaatsen ‘het feit dat de man als eerste geschapen is’ verbindt ‘aan een verschil in positie en verantwoordelijkheid ten opzichte van de vrouw.’ Volgens Room doet dit echter niet af ‘aan hun eenheid, gelijkheid, gezamenlijkheid en gelijkwaardigheid.’ Dat is de Bijbelse visie, waaraan elke exegese van de MVEA-teksten getoetst moet worden. ‘De fundamentele gelijkwaardigheid tussen man en vrouw én het verschil in verantwoordelijkheid tussen beiden in de schepping, in het huwelijk en de gemeente, is en blijft het doorgaande getuigenis van de Schrift.’

5.

De blinde vlek in de visie van de Kerngroep is, dat het werken met de door hen geëiste twee lijnen bij de exegese van de MVEA-teksten historisch contextueel bepaald is. Het is de oplossing voor het spanningsveld, dat men begon te ervaren toen de ondergeschikte positie van de vrouw in de samenleving begon te knellen. Zoals Herman Bavinck in Het Christelijk Huisgezin (1908) schreef:  

“Ook valt niet te ontkennen, dat het huiselijk leven in de tegenwoordige tijd vele gewichtige veranderingen ondergaat. Evenals in de ganse maatschappij privileges en standen, geboorte en adel meer en meer aan betekenis verliezen en plaats maken voor de persoonlijke waarde van de individu, zo komt in het familieleven elk lid veel vroeger en sterker dan eertijds tot persoonlijke zelfstandigheid en vrijheid. De oude patriarchale familie ontwikkelt zich meer en meer tot het moderne huisgezin, dat van natuur en plaats, van bodem en erf, en van heel het feodale régime zich losmaakt. Men moge dit in veel opzichten betreuren; de stroom is niet te keren, de ontwikkeling beweegt zich in de richting van de persoonlijke vrijheid.”[5]

Tegelijk probeert hij wel tegendruk te bieden als het gaat om de positie van vrouw in de samenleving:

Men kan het geluk der vrouw wel zoeken in politieke, sociale en economische gelijkstelling met de man. Maar men doet dan de natuur van de vrouw geweld aan, maakt tussen gelijkwaardigheid met de man en gelijkvormigheid aan de man geen onderscheid, en desorganiseert de maatschappij nog verder dan thans reeds het geval is. Niet in een zo ver mogelijk doorgetrokken verwijdering van de vrouw van het huisgezin, maar in een zo ver mogelijk doorgezette terugleiding van de vrouw tot het huisgezin, moet de oplossing van het vrouwenvraagstuk gezocht worden.[6]

Het is pas sinds het begin van de 20e eeuw dat in de gereformeerde wereld de gelijkwaardigheid van de vrouw heel langzaam praktisch gestalte heeft gekregen. Voor die tijd was de onderdanigheid van de vrouw aan de man uitgangspunt van het denken en het exegetiseren. Bavinck schrijft dat de Reformatoren en hun volgelingen er niet over dachten om de vrouw te verachten, want ‘zij leren allen overeenkomstig de Schrift, vooral in Gen. 1 : 27, dat de vrouw evengoed als de man een mens is, en naar Gods beeld geschapen.’ Toch moet hij er wel aan toevoegen dat:

men er ver van af was, om de ongelijkheid van man en vrouw uit te wissen. Zelfs leefde daarbij nog enigermate voort de antieke en scholastieke gedachte van de minderwaardigheid van de vrouw, welke met Schriftplaatsen als Gen. 2: 8, 3:16, 1 Kor. 11:7v., Ef. 5:23, 24, 1 Tim. 2:13,14 gesteund werd. Al stond de vrouw religieus-ethisch met de man gelijk en al muntte zij in deugden van vroomheid, lijdzaamheid enz. boven hem uit, ze was toch in waardigheid, kracht en heerlijkheid de mindere van de man.[7]

Dat in de exegese tot in de 20e eeuw met een veronderstelde ‘lijn van gelijkwaardigheid’ absoluut geen rekening werd gehouden, blijkt duidelijk uit het deputatenrapport over het vrouwenkiesrecht dat op de GS Arnhem 1930 diende. Daarin schrijft men dat het ‘volgens de scheppingsordinantie’ de roeping van de vrouw is een hulp voor haar man te zijn:

“Uit deze beschikking van God blijkt, dat niet alleen in het huwelijksleven, maar ook in het gezinsleven, in het opgroeien van geslachten met elkaar, en in de maatschappelijke samenleving, de plaats van de vrouw is hulp van de man. (…) Beiden, man en vrouw zijn dragers van het beeld Gods, maar de man is daarin boven de vrouw verheven, dat hij de drager van de heerschappij is, en de vrouw alleen door hem en in zijn naam de heerschappij uitoefent.

De visie van Bavinck uit 1908 dat man en vrouw beiden naar Gods beeld geschapen zijn en dat de vrouw evengoed als de man ‘Gods beeld en gelijkenis’ draagt, wordt door de deputaten exegetisch niet verwerkt. Zij schrijven:

De vrouw als zodanig is dus door de wijze van haar schepping in wezen en aard en roeping bepaald naar de man, a.h.w. in afhankelijkheid van hem. Wel ook Gods beeld, evenzeer als Adam, maar toch op andere wijze, en als geboetseerd met het oog op de man, om hem tot een hulp als tegenover hem te zijn.

Met een verwijzing naar Calvijn wordt uitgelegd, dat de vrouw ‘secundo gradu’, in tweede instantie, naar Gods beeld geschapen is. De conclusie die men daaraan verbindt is, dat:

de vrouw als vrouw (niet alleen als echtgenote) in de man als man (en niet alleen als echtgenoot) een in wezen en bestaan, naar lichaam en ziel bepalende macht heeft, zodat de vrouw, wanneer zij op het terrein van de man optreedt, zowel in strijd handelt met de door God gestelde verhouding tussen man en vrouw, als ook ontrouw wordt aan haar bestaanswijze of natuur.

In deze exegese is van de gelijkwaardigheid van man en vrouw geen sprake, alle nadruk ligt op het ondergeschikt zijn van de vrouw. 

6.

Het is pas aan het einde van de 20e eeuw, dat er in de GKv een consensus gekomen is dat er naast de ondergeschiktheid van de vrouw aan de man ook recht moet worden gedaan aan haar gelijkwaardigheid.

in 1993 spreekt de GS Ommen uit dat in de besluitvorming van de GS Groningen-Zuid 1978 over het vrouwenkiesrecht te weinig rekening is gehouden met teksten waarin gesproken wordt over ‘de gelijkwaardige positie die man en vrouw in Christus hebben ontvangen (Gen. 1:26-28, Hand. 2:17-18, Gal. 3:28 en 1 Petr. 2: 5 en 9), en de onderdanigheid van man en vrouw aan elkaar (Ef. 5:21)’.

Om haar besluit te onderbouwen om aan vrouwen het actief kiesrecht toe te kennen doet zij, steunend op het commissierapport, een beroep op de volgende exegetische conclusies:

 “Het nadenken over de positie van de vrouw moet uitgaan van de schepping. Uit Gen. 1 en 2 blijkt dat de Here man en vrouw beiden geschapen heeft naar zijn beeld, in volkomen gelijkwaardigheid; daarnaast wijst de Schrift ook op het onderscheid tussen man en vrouw: de man is eerst geschapen en heeft de taak om voorop te gaan en leiding te geven; de vrouw om te volgen.

Ik kan niet anders concluderen dan dat de twee lijnen van ‘gelijkwaardigheid’ en ‘verschil in verantwoordelijkheid’ die de Kerngroep als de Bijbelse visie beschouwt, feitelijk een historisch construct uit de laatste helft van de 20e eeuw is. Het meest opmerkelijke daarbij is verder, dat zij de visie van GS Ommen 1993 die gebaseerd is op haar exegese van de MVEA-teksten, nu als twee vaststaande normatieve hermeneutische lijnen voor de exegese van MVEA-teksten presenteert.

7.

Samenvattend stel ik vast dat ‘de Bijbelse visie’ waar de Kerngroep de GS Goes 2020 aan afmeet, een historisch construct is waarmee aan het einde van de 20e eeuw geprobeerd is te dealen met de veranderende positie van de gereformeerde vrouw in kerk en samenleving.

Het minste dat je kunt zeggen, is dat de visie van de Kerngroep dan even contextueel bepaald is als die van de GS Goes 2020. Belangrijker is de conclusie dat de Kerngroep op basis van deze ‘Bijbelse’ visie haar oordeel niet kan onderbouwen dat in de GKv sprake is van dwaalleer en van openheid voor Schriftkritiek. Hier is gewoon sprake van een verschillende visie op de exegese van de MVEA-teksten. Niet meer, niet minder.

P.S.

‘Wie bent u dat u een oordeel velt over de dienaar van een ander? Of hij wel of niet volhardt in het geloof gaat alleen zijn eigen meester aan – en hij zal volharden, want de Heer heeft de macht hem dat te laten doen. (…) Wie bent u dat u een oordeel velt over uw broeder of zuster? (…) Breng het goede dat God u schenkt geen schade toe, want het koninkrijk van God is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest. (…) Laten we daarom streven naar wat de vrede bevordert en naar wat opbouwend is voor elkaar. Breek het werk van God niet af omwille wat u eet. (…) Laat ieder van ons zich richten op het belang van de ander, op wat goed en opbouwend voor hem is. (…) Moge God, die ons doet volharden en ons troost geeft, u de eensgezindheid geven die Christus Jezus van ons vraagt. Dan zult u eendrachtig en eenstemmig lof brengen aan de God en Vader van onze Heer Jezus Christus. Aanvaard elkaar daarom ter ere van God, zoals Christus u heeft aanvaard.’[8]


[1] Voor een korte uitleg van deze passage in Matt. 7, 1-5 zie Jonathan T. Pennington, The Sermon on the Mount and Human Flourishing. A Theological Commentary, Grand Rapids: Baker Academic, 2017,  255-260. Jezus roept op tot een faire evaluatie: ‘men moet niet over een ander een harder oordeel uitspreken of een andere maatstaf aanleggen dan dat je ook jezelf beoordeelt.’ 

[2] Op de avond zelf en in de gepresenteerde bundel ‘Het Woord in geding’ worden de termen ‘Schriftkritiek’ of ‘nieuwe hermeneutiek’ nauwelijks genoemd. Toen ik uitsprak dat het mij iedere keer pijnlijk treft, wanneer ik als voorstander van de vrouw in het ambt als ketter weg wordt gezet, terwijl ik van harte de normativiteit van Gods Woord onderschrijf en mij kerkordelijk wil buigen onder ‘het juk van Christus’, opponeerde men tegen het gebruik van de term ‘ketter’. Men spreekt bewust over een ‘andere omgang met de Schrift’, een ‘nieuwe manier van Bijbellezen’, een ‘andere Schriftuitleg’ (exegese) en een ‘ander Schriftverstaan’ (hermeneutiek). Ook spreekt men over ‘dwaalleer’, ‘nieuwe hermeneutische inzichten in de GKv’, ‘het wordt moeilijk om de Gkv aan te spreken op trouw aan Gods Woord’, ‘een ambtsdrager kan in de nieuwe NGK met een beroep op ‘de leer van de Bijbel’ afwijken van de gereformeerde belijdenis, en daarmee de gemeente met eigen opvattingen op het verkeerde pad brengen.’ En tenslotte spreekt men met een beroep op Tertullianus uit, dat je ‘niet met ketters moet praten, omdat een discussie over de uitleg van de Schrift pas goed mogelijk is als je samen aanvaard hebt hoe je de Schriften moet lezen.’

[3] Voor een bespreking van deze visie van de Kerngroep zie mijn artikel in het Gereformeerd Kerkblad van 3 februari 2023 ‘Gereformeerd blijven: hoe doe je dat?’, ook gepubliceerd op mijn weblog: https://fpathuis.wordpress.com/2023/02/03/gereformeerd-blijven-hoe-doe-je-dat/.

[4] Henk Room, ‘Geen eigenmachtige uitleg!’, in: P.T. Pel & H.J. Room (red.), Het Woord in geding¸ Kerngroep bezinning GKv, 2022, p. 9-50.

[5] H. Bavinck, Het Christelijk Huisgezin, Kampen: J.H. Kok, 1908, p. 190.

[6] A.w., p. 203.

[7] H. Bavinck, De vrouw in de hedendaagsche maatschappij, Kampen: J.H. Kok, 1918, p. 42.

[8] Romeinen 14:1 – 15:7.

Over autisme en geloofservaring

In de Heidelbergse Catechismus belijden we dat geloven niet alleen een zeker weten is, maar ook een vast vertrouwen in God. Maar wat als je moeite hebt met gevoel en vertrouwen, is je geloof dan wel echt? Dat is een vraag die mensen met autisme zichzelf kunnen stellen. Vaak zijn ze meer rationeel ingesteld dan de gemiddelde gelovige. Hanneke Schaap heeft samen met Gert van den Brink een informatief boek geschreven, waarin ze een handreiking bieden om het gesprek over autisme, geloof en kerk op gang te brengen.

[Recensie in Gereformeerd Kerkblad d.d. 17 februari 2023]

Hanneke Schaap heeft als godsdienstpsycholoog onderzoek gedaan naar de godsbeelden van mensen met autisme. Als follow up kreeg zij de vraag voorgelegd, of ‘mensen met autisme niet moeilijker kunnen geloven of moeilijker tot geloof kunnen komen dan mensen zonder deze stoornis.’ Om deze vraag te beantwoorden heeft zij met Gert van den Brink, die veel kennis heeft van de theologie van Maarten Luther, dit boek uitgebracht.

Ervaringsverhalen

Omdat de relatie tussen autisme en geloof het onderwerp van het boek is, gaan de auteurs niet uitgebreid in op wat autisme is en hoe je autisme kunt verklaren. Wel bieden zij in twee bijlagen een bondig overzicht van de kenmerken van autisme en enkele theorieën die autisme kunnen verklaren. Belangrijk is om te beseffen dat mensen met autisme niet allemaal hetzelfde zijn en er ook bij hen een variatie aan kenmerken is. In de vakliteratuur wordt daarom gesproken over ‘ASS’, wat staat voor ‘Autisme Spectrum Stoornissen’.

Als kennismaking start het boek met drie verschillende verhalen over de moeiten die mensen met autisme in de kerk en kerkdiensten ervaren. Geloven gaat namelijk niet alleen over de leer, maar ook over het leven en de beleving. Als je in het gewone leven al moeite hebt met voelen en met het duiden en onder woorden brengen van wat je ervaart, geldt dat voor het geloof des te meer. Geloven gaat over zaken die je niet kunt zien. God is niet zichtbaar en begrippen en kernwoorden als ‘vergeving van de zonden’ en ‘Jezus lijden en sterven zijn abstracte begrippen. Daarnaast is geloven niet ‘logisch’, hoe kun je daar dan vat op krijgen? Naast vragen over het geloven zelf ondervinden mensen met autisme ook moeite met het sociale aspect van geloven. Ze vinden het daarom lastig om in de kerk sociale contacten te onderhouden.

Geloven

Als begin van het antwoord op de centrale vraag benadrukken de auteurs dat in de Bijbel gevoelens niet zo belangrijk zijn als wij denken. Dat wij vertrouwen en liefde vanzelfsprekend koppelen aan het gevoel, zegt meer over de tijd waarin wij leven. In de Bijbel worden deze begrippen veel meer verbonden met het verstand, terwijl daarnaast het doen in het gehoorzamen van God en Hem in het verbond dienen ook veel belangrijker is dan het gevoel.

Als tweede staan de auteurs stil bij de vraag, hoe je zeker kunt zijn van je geloof. Daarvoor sluiten ze aan bij het denken van Maarten Luther, voor wie deze vraag een centraal thema in zijn theologie is. Bij Luther is geloven ‘voor waar houden wat God zegt,’ dat wil zeggen dat je je vasthoudt aan Gods belofte. Daarbij is niet bepalend of je dat ook zo voelt of ervaart.

Tenslotte voeren de auteurs onder verwijzing naar 1 Kor. 12, waarin Paulus de gemeente met een menselijk lichaam vergelijkt, een pleidooi om autisme in de kerk niet alleen als een beperking te zien, maar ook als een verrijking. Juist vanwege hun beperking kunnen mensen met autisme bijvoorbeeld sterke voorbeelden zijn van hoe je trouw, eerlijk en toegewijd je plek in de kerk kunt innemen.

Conclusie

Het boek is een belangrijke bemoediging van mensen met autisme dat zij zichzelf niet als minder moeten beschouwen dan andere gelovigen in de kerk, want geloven mag op meerdere manieren vorm en expressie krijgen. De auteurs reiken daarnaast waardevol bezinningsmateriaal aan om in de gemeente met deze variatie in geloven om te gaan.

N.a.v. Hanneke Schaap-Jonker & Gert van den Brink, Anders voelen, anders geloven. Over autisme en geloofservaring, Utrecht: KokBoekencentrum, 2022, 124 pagina’s, € 16,99, E-book: € 9,99.                       

Ongemakkelijke teksten in het Nieuwe Testament

In juni 2022 nam Rob van Houwelingen afscheid als hoogleraar Nieuwe Testament aan de TU Kampen/Utrecht. Daarbij werd hem een boeiend Engelstalig ‘Festschrift’ aangeboden, waarin 22 collega’s en leerlingen als eerbetoon opstellen schreven over ongemakkelijke teksten in het Nieuwe Testament.

[Recensie in Gereformeerd Kerkblad d.d. 3 februari 2023]

Deze ongemakkelijkheid van teksten kan verschillende oorzaken hebben. Omdat we te weinig historische, taalkundige of literaire achtergrond voor de teksten hebben om ze goed te kunnen begrijpen, omdat de inhoud ons tegen de borst kan stuiten (geweldsteksten, antisemitisme of slavernij), of omdat het lijkt of ze tegenstrijdig zijn met andere bijbelteksten (de waarde van de wet of de tempelreiniging in Joh. 2). Soms lukt het om de ongemakkelijkheid op te heffen, maar niet altijd. Twee opstellen gaan bijvoorbeeld over de witte ruiter van Openb. 6:2, maar komen tot een tegengestelde exegese. Op basis van de argumentatie ben je als lezer wel in staat om een eigen voorkeur te ontwikkelen, in het besef dat elke exegese beperkt en provisorisch is.

Vrouwen  

De positie van de vrouw in de kerk is een thema dat in verschillende opstellen gethematiseerd wordt. Over 1 Tim 2:8-15 gaan b.v. twee opstellen. Zo betoogt Armin Baum o.a. dat 1 Tim. 2:15, waarin staat dat ‘een vrouw zal worden gered doordat ze kinderen baart’, geen algemene uitspraak over de vrouw is, maar specifiek gericht is tegen welgestelde vrouwen die vanuit hun op luxe georiënteerde leven afzagen van het krijgen van kinderen, waarbij het ‘gered worden’ vooral betrekking heeft op het gered worden van een verderfelijke zelfgerichte luxueuze levenshouding.

Inzicht gevend is het opstel van Erik de Boer, waarin hij uitgaande van Hand. 2:17 (‘dan zullen zonen en dochters profeteren, jongeren zullen visioenen zien en oude mensen dromen dromen’) het inclusief taalgebruik in het Nieuwe Testament analyseert. Op basis daarvan concludeert hij dat in 17b zowel ‘jongeren (m/v)’ als ‘oude mensen (m/v)’ bedoeld kan zijn. Deze taalkundige mogelijkheid in het Grieks leidt tot een ‘openheid voor een bredere vervulling van Handelingen 2 in later tijden.’ Vanuit zijn analyse beargumenteert hij verder dat als er in het Nieuwe Testament over ‘apostelen’ gesproken wordt, daarmee vrouwelijke apostelen niet generiek uitgesloten worden, wat zichtbaar wordt in Rom. 16:7, waarin Junia als vrouwelijke apostel wordt aangeduid. En wanneer Paulus in 1 Kor. 12:29 schrijft: ‘Is iedereen soms een apostel? Of een profeet? Is iedereen een leraar?’ dan mogen wij ervan uitgaan dat de Korintiërs deze retorische vragen opvatten als betrekking hebbend op zowel mannelijke als vrouwelijke apostelen, profeten en leraars. 

Genre

Van de andere opstellen noem ik die van Bart Koet, die de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester bespreekt (Lukas 16, 1-9). Daarin laat hij zien dat je, uitgaande van de mogelijkheid dat je vers 8b en vers 9 ook mag vertalen als twee vragen, de gelijkenis logischer en beter in de context kunt verklaren. De gelijkenis is dan onderdeel in een breder betoog die uitloopt op de conclusie in 16:13: ‘Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.’ Zo geeft zijn opstel inzicht in de belangrijke rol van vragen voor de exegese van gelijkenissen.

Roelof Alkema buigt zich over de vraag hoe het zit met de tempelreiniging. Hij beargumenteert dat Johannes om thematische redenen dit verhaal aan het begin van zijn evangelie plaatst in tegenstelling tot de andere evangelisten die het tijdens de lijdensweek situeren, en dat Jezus dus maar éénmaal de tempel heeft gereinigd.

En om een ander voorbeeld op het gebied van genre te noemen. Arie Zwiep verheldert op basis van een receptie/hoorders-georiënteerde benadering de opvallende plaats van Openb. 12:1-15:4 binnen het geheel van Openbaring als een pastoraal intermezzo. Ook doet hij een boeiend voorstel voor de interpretatie van de twee groepen van de 144.000 (7:1-8) en de menigte die niemand tellen kan (7:9-17), die hij vervolgens verbindt met enerzijds de gebeurtenissen in 12:1-18, 14:1-5 en 20:1-6 en anderzijds in 13:1-18, 15:1-4 en 21:1-22:5.

Conclusie

Dit ‘Festschrift’ biedt soms verrassende en over het algemeen stimulerende exegetische inzichten, die uitnodigen om ook zelf deze teksten te interpreteren en over hun toepassing na te denken.

N.a.v. Myriam Klinker-De Klerck, Arco den Heijer, Jermo van Nes (eds.), Troubling Texts in the New Testament. Essays in honour of Rob van Houwelingen, (Contributions to Biblical Exegesis & Theology, nr. 113), Leuven: Peeters, 2022, 481 pagina’s, € 110,00.

Gereformeerd blijven: hoe doe je dat?

Een werkgroep van GKv-leden is bezorgd over de aantasting van het gereformeerd karakter van de GKv. Dat zou zich uiten in vrouwelijke ambtsdragers, een andere visie op de belijdenis, het toelaten van kinderen aan het avondmaal, de acceptatie van homoseksuele relaties, en uit de kerkorde voor het nieuwe kerkverband van GKv en NGK. Daarom organiseert men een maandlang regionale bezinningsavonden, met als leidraad het boek ‘Het Woord in geding’ en als doel ‘bezinning en verbinding.’ Voor wie het uitgangspunt van deze bundel niet deelt, is het echter lastig om zich met hen verbonden te voelen.

[Artikel in Gereformeerd Kerkblad d.d. 3 februari 2023]

De ‘Kerngroep bezinning GKv’ is een voortzetting van de ‘Kerngroep bezinning Man, Vrouw en Ambt’, opgericht in 2017 na de besluiten van de GKv Synode over ‘m/v en ambt’, aangevuld met leden uit kerken die gezamenlijk optrokken in hun revisieverzoeken voor de GS Goes 2020. Op 19 november 2022 werd bovengenoemd boek op Urk gepresenteerd. Men gaf daarbij te kennen dat als je gereformeerd wilt blijven, je niet met de nieuwe NGK mee kunt gaan. Daarmee worden de bezinningsavonden vooral een stimulans tot een afscheiding van de GKv. 

Schriftgezag  

‘Gereformeerd blijven’ is een slagzin die de afgelopen dertig jaar regelmatig in de GKv heeft geklonken, inclusief de daarbij behorende bezinningsavonden, lezingen, manifesten en websites. De thema’s die aan de orde werden gesteld waren ook doorsnee dezelfde, zoals het Schriftgezag, de hermeneutiek, het handhaven van de artikelen NGB 3-7 en NGB 27-29, de belevingscultuur en het independentisme. Ze waren de voorboden van afscheidingen vanuit de GKv en het ontstaan van de DGK in 2004 en de GKN in 2009.

Gemeenschappelijk in de pleidooien voor ‘gereformeerd blijven’ was dat men de eigen interpretatie van de Bijbel en de belijdenis voor normatief hield en afwijkende interpretaties daarvan als niet meer gereformeerd duidde. De eigen visie ondersteunde men vaak met een beroep op de wijze, waarop wij in de GKv eerder de Bijbel en belijdenis uitlegden en handhaafden. Verder kwam het regelmatig voor, dat men de visies die men afwees typeerde als een toegeven aan Schriftkritiek en moderne theologie, of aan eigentijdse moderne en postmoderne levens- en wereldbeschouwingen.

Ook in ‘Het Woord in geding’ komen we dezelfde onderwerpen en typen argumentaties tegen. Daarbij staat vooral de visie van de GS Goes 2020 op ‘vrouw en ambt’ en op de nieuwe kerkorde centraal. Die worden geduid als gedragen door een Schriftverstaan, waarin de Bijbel wel formeel als Gods Woord wordt erkend, maar waar materieel aan de inhoud van de Schrift te kort wordt gedaan doordat men uit zou gaan van een relativistisch en postmodernistisch waarheidsbegrip.

Hermeneutische factor

Wie het boek analyseert kan waarnemen dat er een sterke tendens is om te suggereren dat de hermeneutische factor in zowel het ‘sola scriptura’ (alleen de Schrift) als het ‘tota scriptura’ (geheel de Schrift) geen rol speelt.

Allereerst stelt men dat in het synoderapport ‘Elkaar van harte dienen’ (EVHD) dat diende op de GS Goes 2020, afgeweken wordt van de gereformeerde hermeneutiek en dat het ‘sola scriptura’ niet meer functioneert. Met name Gert van den Brink probeert aan te tonen dat de synode uitgaat van een filosofische hermeneutiek, waarin de betekenis van de tekst per definitie onbepaald zou zijn en de bijbel daarom altijd anders uitgelegd moet worden. Waar EVHD m.i. de aandacht voor vraagt, is niet dat de tekstbetekenis (principieel) onbepaald is, maar dat om de betekenis van een tekst vast te stellen er altijd interpretatie of vertolking nodig is. Daarom kan er ook verschil van inzicht ontstaan over wat Paulus met zijn aanwijzingen betreffende de organisatie van Gods volk precies voor ons bedoelt, en is het noodzakelijk om het gesprek te voeren en te beoordelen in welke mate een ander inzicht binnen een gereformeerd kader legitiem is.

Naast dat ‘Het Woord in geding’ ervan uitgaat dat de interpretatie die zij van Paulus’ voorschriften geeft de normatieve exegese is, ontkent men vervolgens met een beroep op het ‘tota scriptura’ de mogelijkheid, dat de Bijbelse voorschriften en beschrijvingen van de man-vrouw verhoudingen contextueel bepaald kunnen zijn en in onze tijd niet meer van toepassing hoeven te zijn.

In de wijze waarop men vanuit het ‘tota scriptura’ argumenteert, wordt duidelijk dat men het hermeneutisch onderscheid dat in de gereformeerde theologie gemaakt is tussen ‘normatief Schriftgezag’ en ‘historisch Schriftgezag’ (H. Bavinck) niet wil honoreren. Dat blijkt vooral uit de categorische afwijzing van de MVEA-besluiten van de GKv-synoden: Henk van den Belt, die vanuit zijn toepassing van de reformatorische hermeneutiek stelt dat ‘de Heilige Geest de kerk niet zal leiden in een richting die tegengesteld is aan (de tekst) van de Schrift’; Dolf te Velde die vanuit zijn uitleg van de NGB Art. 3-7 betoogt dat ‘een expliciete onderbouwing vanuit de Schrift uitblijft’; en tenslotte Pieter Pel die met een beroep op NGB Art. 7 de synode beschuldigt dat zij het materiele gezag van de Bijbel aantast door geen daadwerkelijke inhoudelijke erkenning van de Schrift te bieden en zo daaraan ‘afdoet en toedoet’.

Gereformeerd blijven

Het is evident dat de synode in het dossier ‘vrouw en ambt’ een andere uitleg en toepassing van de bijbel biedt. Zij doet dat binnen de kaders van de gereformeerde hermeneutiek, wat je aan de hand van de visie van K. Schilder vrij eenvoudig duidelijk kunt maken. Hij onderscheidde tussen (a) blijvende gronden, (b) wisselende heilshistorische bedelingen, en (c) actuele concrete bepaaldheid. De synode behandelt de MVEA-teksten in het kader van (b) en (c), terwijl de Kerngroep deze teksten betrekt op (a) en (b). De Kerngroep doet daarbij vooral een beroep op de traditionele gereformeerde exegese, terwijl de synode inhoudelijk exegetisch en hermeneutisch beargumenteert hoe zij tot een andere visie is gekomen.

Hoe kun je bij verschil van inzichten toch gereformeerd blijven? Niet door te claimen dat jouw interpretatie de enig ware is, wel ‘door elkaar in een open gesprek te zoeken, elkaar beter te verstaan en van elkaar te leren en zo samen verder te komen’ (Bert Loonstra). En de zinsnede die hij daaraan toevoegde over de groepsvorming in de GKv van destijds lijkt mij nog steeds van toepassing om de huidige marathon van bezinningsavonden af te wijzen: ‘een polariserende tactiek te zoeken die kennelijk tot doel heeft een bepaald geluid te versterken en daarmee neerkomt op het streven naar invloed, is niet gereformeerd.’[1] Het criterium voor gereformeerd blijven is dat je dankzij Gods genade in zijn Geest verbonden blijft in het ene geloof in Christus Jezus, de Zoon van God, in overeenstemming met de Bijbel en de gereformeerde geloofsbelijdenissen (Art. A1.1 KO NGK).


[1] Deze alinea is bij nader inzien enigszins aangepast omdat de strekking daarvan onhelder bleek. De verwijzing is naar de blog van Bert Loonstra over groepsvorming in de GKv rond 2012: https://bertloonstra.nl/blog/anders-gereformeerde-kerk-blijven/.